Het
eerste dat in het oog springt bij het binnenkomen van het Utrechtse appartement
is de knalrode diatonische accordeon. "Dit is mijn pooierbak!",
verduidelijkt Wim Nagtegaal (van de cajun- en zydecoband Acadia), wijzend naar
een in celluloid verpakt instrument vol glittersteentjes. Deze drierijer met
twaalf bassen is speciaal voor de zydecomuziek vervaardigd.
In
de jaren vijftig nam Clifton Chenier zijn eerste zydecosingle op. Rond dezelfde
tijd ging ook Boozoo Chavis richting de studio voor zijn eerste opname. Hier
ontstond wat men tegenwoordig zydeco noemt, de mengeling van o.a. blues, cajun,
New Orleans , jazz en Afrikaanse muziek. Het werd vooral de muziek van de negroïde
bevolking in en rond de moerassen van Louisiana. Met de komst van Chenier en
Chevis werden meteen ook twee stromingen zichtbaar. De Chenier- aanhangers
spelen op een chromatische accordeon met pianoklavier, terwijl de Chavis-
volgelingen grepen naar de cajun-harmonica in combinatie met diatonische
drierijers.
Dit
type trekharmonica is niet zo makkelijk buiten de grenzen van Louisiana te
verkrijgen. Nagtegaal doet uit de doeken hoe hij eraan gekomen is:
"De pooierbak vind ik een geweldige naam voor
dat ding, met die vieze diamantjes en zo... Op de terugweg van Louisiana moest
ik non in Engeland zijn voor een optreden met Acadia. In Gloucester stond een
vriend van mij accordeons te verkopen. Ik zag twee van die kasten staan en ik
kon het natuurlijk weer niet laten om ze even in de hand te nemen. Dit is het
instrument waar ook mijn held Beau Jocque op speelt. De ene kast bleek een
tweedehandsje te zijn, al zagen ze er beiden als nieuw uit. Nu bleek dat mijn
vriend dat instrument als tweedehands bestempelde, alleen maar omdat deze voor
een dag voor een filmsessie geleend was. Ik mocht 'm voor een zacht prijsje
meenemen, omdat hij al een bedrag voor de uitleen had opgeleverd."
Dit
instrument kent een voor ons ongebruikelijke stemming. Daarnaast heeft het de
registermogelijkheden van een gewone accordeon.
"Het instrument is uitermate geschikt om zydeco
op te spelen. Het staat in de stemming B/E/A, toonsoorten die duidelijk naar de
blues verwijzen. Zydeco is voor de helft uit blues opgebouwd, dus vandaar.
Gabbanelli is in Amerika
een heel bekend merk. Hier in Nederland heeft waarschijnlijk niemand zo'n kast.
Ze worden gewoon vervaardigd in Italië, maar speciaal voor de zydeco-scene.
Gabbanelli maakt verschillende types, afhankelijk van hoeveel koren iemand in
zijn instrument wil. Deze telt vier koren: een diep register en een driekorig
middenregister. Maar liefst negen registertoetsen geven me de mogelijkheid om
verschillende klanken te produceren.
De
tongen spreken heel snel aan, en dat zegt iets over de kwaliteit. De middenrij
is langer dan de buitenrijen: twaalf knoppen tussen twee rijen van elf knoppen.
Ik heb ook een drierijer in G/C/F, maar die mist een aantal hoge tonen die wel
degelijk nodig zijn voor het spelen van de zydecoloopjes."
Op
zydeco-cd's kom je geregeld meer namen van bouwers tegen die soortgelijke
instrumenten maken. Neem bijvoorbeeld Guerrini en Acadian.
"Er zijn in Italië en natuurlijk Louisiana meer bouwers die dit soort
zydecokasten vervaardigen. Van degene die ik gehoord heb klinkt de Gabbanelli
toch het smerigst, en dat is wat ik wil. Ik vind dat het meerkorige geluid van
de zydeco niet te clean mag klinken. B/E/A is niet de meest voor de hand
liggende stemming, want voorheen speelden de meeste zydecospelers op een gewone
G/C/F drierijer. Maar dat zie je ook in de cajunmuziek waar ze tegenwoordig ook
steeds meer met andere stemmingen gaan werken.
Laatst
hoorde ik een cajun-harmonica in A. Maar ook muziek op een in F gestemde
harmonica is geen uitzondering meer. Vroeger kon je met een C en een D harmonica
met alle cajunplaten meespelen. De laatste cd van Beau Jocque staat helemaal in
E. waar je een trekharmonica in A voor nodig hebt. Als het zo door gaat kun je
straks zes kastjes gaan meeslepen om alles mee te kunnen spelen. Nee, ik houd
het bij de stemmingen Bes, C en D, en natuurlijk mijn Gabbanelli."
Het
tourschema van Acadia kent enkele rustpunten waardoor Nagtegaal wat meer tijd
krijgt om op zijn Gabbanelli te oefenen.
“Ik
moet nog leren spelen op deze drierijer. het klinkt allemaal een stuk lager dan
een gangbare G/C/F. Ik denk een jaar nodig te hebben om het instrument enigszins
onder de knie te krijgen.”
In
de tussentijd zet Wim de laatste van Beau Jocque op en begint onverstoorbaar mee
te spelen alsof hij de cd zelf heeft opgenomen.
“Ik
heb toch wel cd's nodig waarop deze stemming gebruikt wordt. Tot op heden heb ik
er drie kunnen onderscheppen. Ik vind het moeilijk om muziek voor een G/C/F te
vertalen naar een B/E/A- stemming. Nu ik toch wat studiemateriaal heb, ga ik er
serieus mee aan de slag. Ik moet nog ontdekken waar welke toon zit. Misschien dat ik in de toekomst wel uit
het hoofd kan transponeren, maar dan moet ik de pooierbak door en door
kennen.”
|